Tijdens het gesprek over de diagnose, volgen de klappen elkaar op. Petsen tegen de wang die nog rood kleurt van de vorige klap. Voor de berichten is geen zachte landing te bedenken. Ik heb tussen mijn tranen door groot respect voor onze gesprekspartner.
Na het grootse ‘blijf ik leven?’, volgt onder andere onvruchtbaarheid, amputatie en kaalheid. Met kaalheid ontwikkel ik een rare verhouding. Nee, ik wil niet onvruchtbaar worden. Nee, ik wil mijn borst niet kwijt. Ja, ik wil kaal worden…
Ik wil de kanker recht in de ogen aankijken. Ik zal niet verbergen wat hij met me doet. Ik wil geen pruik. Ik wil geen hoofdkoeling waardoor er een kans is dat mijn haar niet uitvalt. Ik wil me vastbijten in wat komen gaat. Niet vluchten. Alle begrip voor andersdenkenden, maar ik wil kaal.
Rationeel voel ik me een idioot, gevoelsmatig een winnaar. Ik beslis zelf wanneer ik mijn lange haren verlies. En zal eruit halen wat erin zit.
Een experimentele korte coupe die ik anders nooit had durven nemen, laat ik een week voor de eerste chemo knippen. Van mijn lieve kapster mag ik iedere week terugkomen voor een nieuw model, totdat ik beslis dat de tondeuse zijn werk mag doen.
Ik zal de hipste mutsjes dragen en sjaals leren knopen van mijn Turkse vriendin. Ik zal andere delen van mijn gezicht ’s ochtends mooi maken. Ik zal trots de wereld in kijken. Ik ben, meer dan mijn haar.